top of page

Zoekresultaten

52 items gevonden voor ""

  • Samen thuis in Haarlem

    Het is een van die aanwijsbare momenten dat de stad een levend wezen is, met een eigen ritme en hartenklop. Op zondagochtend 10.50 uur herpakt het centrum zich na de zaterdagse winkelende mensenmassa. Nu is het tijd voor de weekendtoeristen die later op de dag zich naar Schiphol moeten begeven om huiswaarts te keren, maar vandaag vroeg opgestaan zijn om nog even de stad in te gaan. Intieme doorkijkjes Zie ze lopen, met Google Maps op hun telefoon, zich oriënterend wat de leukste looproute is naar de Grote Markt en zich verheugend om opnieuw verrast te worden door gevelstenen en intieme doorkijkjes in een Hollandse stad. Op de Kampervest, nabij het Burretshofje zit een vrouw geconcerteerd te kijken op het beeldscherm van haar laptop, een tafereeltje zo tijdloos als ware het Johannes Vermeer die een lezende vrouw portretteert. Hedendaagse trendkleuren Wat dan weer meer Anton Pieckallure heeft, zijn de vele koffiezaakjes die op dit tijdstop uitpuilen van fris gekapte dertigers met peuters aan hun zijde. Zie ze eens driftig praten aan nauw aangesloten tafeltjes, met hun cappuccino of gemberthee. De hedendaagse trendkleuren zijn naturel en beige waardoor het kinderspeelgoed een opmerkelijk contrast vertonen met de kleding van hun ouders, als lentebloemen in een verder nog kil Haarlemmerhout. Het voorjaar is niet ver meer weg Sowieso zie je nu het bewijs dat voor velen het voorjaar niet snel genoeg kan beginnen. Hun geveltuintjes zijn klaar voor de eerste zonnestalen. Een luie tuinier heeft gele narcissen met de plastic pot er nog omheen in zijn bloembak gezet, alsof alleen de goede bedoeling telt en niet de uitvoering. De winkels zijn nog dicht, her en der rookt een personeelslid een laatste sigaret voordat ze de winkeldeuren zullen ontsluiten. In de etalages hangt nog winterkleding, maar aan de grote plakkaten met uitverkoop erop weet ik dat de seizoenswisseling niet ver weg meer kan zijn. Een bleek zonnetje breekt door als ik terugloop over de Bakenessergracht, naar huis, maar eigenlijk ben ik al thuis. Hier op deze zondagochtend, tussen alle passanten die vandaag ook onze stad bevolken. Samen thuis in Haarlem.

  • Het tragische tegelveldje

    Aan de Kampervest 31 in Haarlem staat een breed ondiep pand, met daarnaast twee betegelde vierkante vlakken, omzoomd met een dunne stalen kabel tegen wildparkeerders. Het verwondert me, zo’n loze ruimte aan weerszijden. Geen beplanting, geen tuinmeubilair, niets wat wijst op gebruik van een kostbaar stukje grond in de binnenstad. Het gebouw valt niet op door bijzonder metselwerk, ramen of ornamenten. De zware houten deur laat zijn verf vallen. Ik zou er onnadenkend voorbijgelopen zijn, tot ik de inscriptie boven de deur zag: Guurt Burrets hofje, en daaronder het jaartal 1859. Bleekveldjes naast het hofje Ruim honderdvijftig jaar geleden werd dit pand opgeleverd als hofje met 4 woninkjes, ter nagedachtenis van Guurt Burrets dochter. De naastgelegen veldjes waren bedoeld als bleekveldjes, om de was te drogen en te bleken. Wat een bijzondere keuze was van de architect omdat zo’n 7 jaar daarvoor al de wasknijper werd uitgevonden. Waarom zou hij hardnekkig hebben vastgehouden aan het oude gebruik van bleekvelden terwijl er een praktische oplossing voorhanden was? Waarom durfde hij het niet aan om het hofje over de volle breedte te bouwen, of koos voor een sier- of moestuin? Met de wijsheid van achteraf Achteraf kun je ginnegappen, maar is zo’n situatie niet herkenbaar anno 2023? Electrische auto? Nee dank je, ik wacht nog wel even. Die auto moet zich eerst maar eens bewijzen! In ons pand is in 2018 alvast de infrastructuur voor een elektrische oplaadpaal aangelegd. Tot nu toe is het een loze kabel. Misschien zeggen onze kleinkinderen later ook: kijk die hebben de tijdgeest niet goed aangevoeld. En zo voel ik me toch verbonden met de architect van Guurt Burretshofje. Bron: https://www.haarlemsehofjes.nl/hofje/guurt-burretshofje/

  • Koffie zonder pianomuziek

    Ik was in de Volkslust op de Nieuwe Gracht en de Kruisweg om schrijver Quirijn Teunissen en Sofie van Kleef, illustrator, te interviewen over hun prentenboek 'Bertje Bever'. Ik had voor dit etablissement gekozen omdat er een gedeelte muziekvrij is. Sowieso een heel prettig concept voor mensen die net zoals ik niet van koffie met pianomuziek of opgewekte popdeuntje houden. Hoe dan ook, wij zaten aan een tafeltje voor drie met ieder een drankje voor ons. De schrijver praatte, de illustrator luisterde en ik maakte aantekeningen terwijl ik van mijn cappuccino genoot. We namen ieder nog een drankje naar keuze. Na een tijdje kwamen we op een moeilijk punt in het interview. Terwijl in gedachten naging of ik antwoorden had gekregen op alle vragen die ik wilde stellen, tilde ik het lege kopje naar mijn mond. De illustrator roerde nadenkend over de bodem van haar lege theeglas en de schrijver keek nog eens naar het boek wat voor hem lag. De serveerster greep haar kans en benaderde ons tafeltje. Wilden we nog eens bestellen?’ ‘Nou……eigenlijk niet, maar we waren ook nog niet klaar. ‘Ik ben oké’ zei de schrijver. Wat een vondst! Want als je ‘Nee dank je’ zegt, is dat voor haar het signaal om de rekening op te gaan maken. Als we zeiden ‘we willen nu nog niet bestellen maar misschien straks’ zou zij luttele tijd later zich weer verwachtingsvol bij de tafel melden. Als je zeg ‘ik ben oké’, geef je een antwoord op een vraag die helemaal niet gesteld wordt. Je zegt als het ware, 'bedankt dat je om ons bekommert. We zijn oké, we hoeven geen aandacht.' Daarna konden we alle rust ons gesprek afronden. Quirijn is terecht een eindbaas qua taal!

  • Grote Markt heeft liefde nodig

    Ik woon in een huis dat vijf jaar geleden een nieuwbouwhuis werd genoemd. De geur van de verf was alom vertegenwoordigd en de wit bestofte voetstappen maat 45 op de tegelvloer bewees dat hier tot voor kort nog werkmannen rondliepen. We waren verliefd op het uitzicht, maar nog meer op de strakke witte wanden, de glanzende vloer, het smetteloze sanitair. Alles was nieuw, mooi en bijzonder. Onze trots was een hoogpolig vloerkleed. Onze onbesokte tenen groeven diep in de polen van het tapijt. Elke dag even met de stofzuiger erover heen en ze straalde ons weer tegemoet als we op de bank ploften na een lange werkdag. Na een paar weken werd de dagelijkse stofzuigersessie een wekelijkse sessie. Er viel een scheut rode wijn bij het al te driest inschenken. Nog weer later vonden we regelmatig restjes borrelnootjes tussen onze tenen. De genadeklap werd toegebracht door onze hond die wij tijdens de coronapandemie in huis namen. Haar witte hondenharen zorgden dat het diepblauw vaalgrijs werd. We gaven het op, reden naar IKEA en schaften ons een nieuw kleed aan. Zo simpel kan het zijn. Ik loop regelmatig over de Grote Markt, onveranderlijk mooi stukje Haarlem. Maar ook een beetje smoezelig. Het kan wel een opfrisser gebruiken. Zo is de fontein bij het beeld van de Zonnevechter al jaren stuk. Nog in 2021 beloofde de wethouder dat er een onderzoek naar de heropening van de fontein zou komen. Nog niets van terecht gekomen. Haarlem won in 2015 een prijs voor de beste markt en dat werd bekroond met feestelijke tegel. Die werd ter hoogte van de viskraam in het plaveisel gelegd. Jaar na jaar werd de afbeelding valer. Nu rest er alleen nog een vierkante witte stoeptegel, die eenzaam en verlaten in het plaveisel ligt. Ik vermoed dat de gemeente vergeten is dat die daar tussen de klinkers ligt. Al eerder maakte ik me druk over een niet-functionerend beeld op de Grote Markt. De lichtjes van Mulisch zijn nog steeds uit. Zo jammer, iedere huiseigenaar weet dat je af en toe eens kritisch door je huis moet om het fris en relevant te houden. Welke ambtenaar pakt het op?

  • Poezenpost in het beton

    'Ik veegde ontroerd het stof van mijn vingers’. Hier ben ik niet aan het woord, maar Godfried Bomans, een schrijver die 50 jaar geleden overleed en ons achterliet met een rijk oeuvre aan boeken, columns en personages als Pa Pinkelman en tante Pollewop. Eeuwige lof en dankbaarheid Het immer actieve en aimabele genootschap van Godfried Bomans-liefhebbers stelt alles in het werk om de herinnering aan de Bloemendaalse schrijver levend te houden, onlangs nog met de plaquette op een huis langs de Bakenessergracht. Het is een herdruk van Bomans’ woedend doch beschaafd betoog tegen het dempen van de Bakenessergracht. Het is inderdaad onvoorstelbaar dat onze roergangers bij de gemeente Haarlem ooit overwogen om de gracht te dempen, dus voor het verijdelen van dit snode plan verdient Bomans eeuwige lof en dankbaarheid. Herinnering maken Opeens schoot mij een anekdote te binnen over Bomans, die speelt in de jaren zestig als hij al een gearriveerde schrijver en een alom bekende en gewaardeerde mediapersoonlijkheid is. Hij laat in zijn villa een kamer verbouwen tot schrijfkamer. Op het moment dat de werkmannen beton storten, neemt Bomans zijn poes in zijn armen en drukt het kattenpootje in het nog natte beton, met de bedoeling om een herinnering te maken. En inderdaad, na een paar jaar moet zijn bureau verplaatst worden, want de vloerbedekking gaat eruit en het beton wordt weer zichtbaar. ‘Ik veegde ontroerd het stof van mijn vingers’ schrijft Bomans want hij was écht vergeten dat hij eerder het kattenpootje in het beton drukte. Een gebaar waardoor hij opeens weer weet hoe lief en bijzonder die kat was. Het geheugen schonk hem een warme herinnering. Woorden om liefde uit te drukken Jaren geleden hadden wij, zussen en broer Overbeeke, ter gelegenheid van een nieuwe woning, geld bij elkaar gelegd voor een appelboom in de verder nog lege tuin van onze oudste zus. Na jaren liep ik weer door het hekje; de tuin was niet langer leeg en de boom was volwassen geworden met een stevige stam, takken en nog mooi in het blad. Mijn herinnering danste door mijn aderen bij de aanblik van die boom. Hoe fijn het was om met elkaar te lachen en proosten, hoe we als broer en zussen verschillen en toch op elkaar lijken! Wonderbaarlijk hoe het geheugen moeiteloos geuren en emoties naar boven kan halen. Ontroering is volgens mij een van de zuiverste emoties en de mooiste herinneringen zitten in de simpelste gebeurtenissen. Dat wist Godfried 50 jaar geleden al. En ik? Ik wist het ook, maar nu vind ik eindelijk de woorden om liefde uit te drukken. Deze column is eerder verschenen op Haerlems Bodem

  • Bomans en Overbeeke

    Enkele maanden geleden schreef ik een stukje over herinneringen waarin ik een anekdote over Godfried Bomans verwerkte. Hij was vijftig jaar geleden een schrijver met een popsterrenstatus die bijna dagelijks op de televisie en radio te zien en te beluisteren was. En omdat er maar twee televisienetten waren, was zijn aanwezigheid bijkans onontkoombaar. Ik stuurde het stukje naar het Godfried Bomansgenootschap, een gezelschap dat weliswaar in omvang is uitgedund maar nog steeds volhardend is in hun streven om alles van Godfried te documenteren. Samen in een tijdschrift Ik ontving vorige week een uitnodiging voor het jaarlijkse diner en een exemplaar van de ‘Godfried’ het halfjaarlijks tijdschrift van het genootschap. Tot mijn verrassing is mijn verhaaltje Poezenpost in het beton in het blad opgenomen. Dank lieve medeliefhebbers van Godfried! Ik voel me vereerd dat ik even in het gezelschap van een van onze grootste schrijvers mag verkeren. Foto uit Noord-Hollands Archief: Godfried spreekt in 1970 de menigte toe op het Vlooienveld.

  • De bibliotheek in de kast

    De liefde voor boeken zat er al vroeg in bij mij. Op vijfjarige leeftijd had ik een eigen bibliotheek in de kast op mijn slaapkamertje, inclusief een datumstempel om op ordentelijke wijze de administratie bij te houden. Daartoe plakte ik velletjes gelinieerd papier in alle boeken die ik tegenkwam en leende ze vervolgens uit aan mijn huisgenoten. Iedereen speelde welwillend mee. Het ging zelfs zover dat ik buren en kennissen aanschreef met briefjes vol hanenpoten met een aanmaning om uitgeleende boeken te retourneren. Opleiding tot bibliothecaris? Omdat mijn moeder na vijf kinderen wel een beetje klaar was met de strikte opvoeding gaf ze me alle ruimte om mijn fantasiebibliotheek naar eigen inzicht te runnen. Naar ik later begreep kwam ze ’s avonds, als ik al lang sliep, de exemplaren van huisgenoten en buren terug halen. Ik heb op de middelbare school nog even overwogen om de opleiding tot bibliothecaris te volgen, maar ik koos een ander pad. Waarom? Waarschijnlijk omdat het vak in mijn ogen een oneindig tuttig en saai imago had. Ach, kon ik de tijd nog maar terugdraaien! In acht weken slank Met mijn beroepsmatige carrière is het later helemaal in orde gekomen, maar het verlangen naar het boeken en ordening ben ik nooit te boven gekomen. De Haarlemse opmars van straatbibliotheekjes is daarom een zegen in mijn dagelijks bestaan. Weliswaar bevat de Openbare Bibliotheek heel veel boeken maar mijn behulpzame pogingen tot herordening worden door het personeel niet op prijs gesteld. Nadat ik het boek ‘In acht weken slank’ door de Foodsisters bij de sectie Sprookjes had ondergebracht, werd me vriendelijk gevraagd om voortaan eigen initiatief achterwege te laten. Tassen vol oude boeken Nee, dan zo’n heerlijk boekenkastje aan de straat om boeken door te geven en te ruilen. Sinds familie en vrienden weten dat ik liefhebber in boeken worden tassen vol oude boeken bij mij neergezet om door te plaatsen in de straatbiebjes. Boeken van door mij bewonderde schrijvers krijgen het beste plekje in de straatbieb en ik zet de lelijkste en oudste boeken er omheen zodat mijn lievelingen extra glanzen. Als ik dan zo bezig ben dan ben ik weer terug in mijn slaapkamertje in Haarlem Noord met een bed, een bureautje en een vaste kast met legplanken. De moraal van dit verhaal: het is nooit te laat om je hart te volgen. De column is eerder gepubliceerd op Haerlems Bodem

  • Nooit-verstuurde brief

    Weet je nog die kleine avondwinkel op het Lommerdplein? We kwamen daar als het laat werd tijdens jullie visite op mijn studentenkamer in het steegje. Onderweg konden we niet stoppen met discussiëren over politiek. Jij kocht chips, rode wijn, chocola en voor Ingrid een fles zoete witte wijn. Fijne herinneringen... Nieuw fragiel heuveltje Ik kwam laatst in de kelderkast nog een fles Liebfraumilch tegen, en ik herkende direct de overdreven gouden letters, de gestileerde wijngaard en het kasteel op het etiket. De tranen sprongen in mijn ogen toen ik de fles liet leeglopen in de gootsteen. Mijn rouwen verloopt niet zo voorspelbaar als de zandkorrels die een voor een het smalste punt passeren tot zich in het binnenste opnieuw een fragiel nieuw heuveltje vormt. Nee, rouw is het is het woeste schudden van de zoutbus door de patatbakker die met grote halen zout strooit en zich niet bekommert om de korrels die er naast vallen. Als een ei in een eierdop Het is een theorie, maar volgens mij een geldige theorie, dat degene wiens naam je als eerste schrijft, het meest nabij is. Ik schreef altijd Ingrid en Victor. Zo sta je nog in mijn telefoon, onder de f van familie. Lief zusje Ingrid waar ik als kind al logeerde en die me leerde omgaan met de naaimachine. De aankondiging dat je opnieuw gaat samenwonen verraste me. Waarom zag ik het niet aankomen? Ik zag je verdriet, maar zag niet dat je hart weer openstelde. Natuurlijk. Natuurlijk blijf je niet alleen. Je straalt weer, ik zie hoe gelukkig jullie met elkaar zijn, elkaar vinden, bij elkaar passen als een ei in een eierdop. Ik ben benieuwd hoe je deze brief zal lezen. Ben jij iemand die de post al op de trap openscheurt? Leg je hem op tafel om straks te lezen bij de koffie? Wat zijn eigenlijk jouw onhebbelijkheden? Neurie je onder het stofzuigen? Gooi je bleek in het toilet? Jouw dagelijkse gewoonte zijn mij onbekend. Het gedoetje van alledag is het exclusieve domein van jij en je nieuwe partner, het verbond dat je weer afsluit. Nieuwe afslag Ken je het gevoel dat je op een mistige avond over de snelweg rijdt? Het is rustig op de weg, in een kalm tempo ben je onderweg naar je bestemming. De straatlantaarns begeleiden je op je route. In de achteruitkijkspiegel zie je het licht van de lantaarns vervagen, oplossen in het donker. Jij bent die auto. Ingrid is, maar dat had je al begrepen, het wegstervende licht. We zijn onderweg en jij neemt een nieuwe afslag. Ik snap het, maar heb nog wat tijd nodig om de navigatie opnieuw in te stellen.

  • 10 redenen waarom ik een blije Haarlemmer ben

    Ik ben dol op Haarlem en wil er voor altijd blijven wonen. Oké, klein minpuntje: elke woning die nieuw op de huizenmarkt komt wordt verkocht aan Amsterdammers die het vervolgens van boven tot onder strippen en er visgraatparket en zwarte stalen kozijnen in plaatsen. Maar ik snap die Amsterdammers wel. Er zitten namelijk alleen maar voordelen aan Haarlem en de Haarlemmers. Ik zet ze voor je op rijtje. 1. De rust Een dagje Amsterdam is natuurlijk leuk, maar niets is fijner dan naar huis wandelen zonder klingelende trams en roekeloze taxi’s. 2. De natuur De Bolwerken, Reinaldapark, de Haarlemmerhout, Caprera en de Wijngaardtuin, stuk voor stuk (straat-)pareltjes die qua natuur, diversiteit en aankleding niet onderdoen voor het Vondelpark, maar wel een stuk rustiger (én schoner) zijn. 3. Het buurtgevoel Grote kans dat je je buurtjes links en rechts en aan de overkant kent. Dat de buurman jouw pakjes aanneemt. Of dat je een sleutel hebt van de buren zodat jij de katten eten kunt geven, en dat je straks – als het weer mogelijk is- een straatbarbecue organiseert. Niet te klef, maar toch dichtbij. 4. Bekende Haarlemmers Hier kun je zomaar Roel van Velzen, Mart Smeets of Jacqueline Govaert tegenkomen. Uiteraard wonen er in Amsterdam nog veel meer bekende Nederlanders. Maar hé, dit zijn onze BN’ers! Kun je zomaar op de Grote Markt tegenkomen. 5. Verrassende musea Het Teylersmuseum ken je natuurlijk al, net zoals het Frans Halsmuseum en het Museum Haarlem. Topmusea die de verwende toerist tevredenstellen en lang niet zo druk zijn als het Rijksmuseum in Amsterdam. 6. De natuur, deel 2 Haarlem ligt ingeklemd tussen het Spaarne en de duinen met daarachter de Noordzee. Boven ons vinden we het Noordzeekanaal en de weilanden en richting het zuiden de bollenvelden. Waar vind je nu op zo’n korte afstand zulke afwisselende landschappen? Nergens toch? 7. Het vertrouwen Oké toegegeven, Haarlem is ook weer niet zo landelijk dat het verstandig is om de achterdeur van het slot te laten, maar er zijn nog plekken waar ze goed van vertrouwen zijn. Op de Elswoutslaan bijvoorbeeld. Daar kun je bij een onbemand stalletje verse eitjes kopen. Of bij de talloze minibiebjes waar je gratis een boek mag meenemen. 8. De skyline van een ‘big city‘ Kom je tegenwoordig vanaf de Schipholweg de stad inrijden, dan zie je aan je linkerhand woningen en bedrijfspanden met grootstedelijke allure. De hoge gebouwen en de strakke gevels bieden niet alleen veel Haarlemmers onderdak, met deze entree schudden we eindelijk de provinciaalse veren af. 9. Sport Oei. Dit is wel een gevoelig puntje. Onze rood-blauwe leeuwen van HFC Haarlem sneefden al in de vorige eeuw jammerlijk, terwijl onze grote broer Ajax nog steeds hoge ogen in de voetbalcompetitie gooit. Gelukkig ging het sportpionier Pim Mulier niet alleen om het winnen maar ook om het meedoen. 10. Haarlemmers zijn lief en leuk Niet alleen omdat ik er toevallig zelf eentje ben, maar opvallend veel Haarlemmers spannen zich in om deze stad levendig en aantrekkelijk te maken en te houden. De taalmaatjes, de mantelzorgers, de vrijwilligers, de fotografen en schrijvers van Haerlems Bodem…. Haarlem staat bol van de initiatieven en mensen die het voor ons allemaal een beetje leuker maken. Meer weten, Meedoen? Deze column is eerder verschenen op Haerlems Bodem

  • Onzichtbare stadsgenoten

    De hitte sloeg ons tegemoet toen we het hotel door de draaideur verlieten. De wolkenkrabbers torenden hoog boven ons uit, de weerkaatsing van het licht trok een scherpe lijn tussen de zonovergoten kant van de straat en de kant die in de donkere schaduw ligt. De geur van het hete asfalt mengt zich met de koffielucht van een koffietentje. We zijn op weg naar het Central Park en voor mij loopt mijn gezin door de mensenmassa in New York. De mensen lopen hier snel en gedisciplineerd, doelgericht. We lachen en keten met elkaar, opgewonden van het vooruitzicht om met de New Yorkse metro te gaan. De metro die we al zo vaak in zoveel films en televisieseries hebben gezien, dat we ons nu wereldburgers wanen. Ik pak wat munten Dan zien we een haveloze man met een zwarte baard en hij is omringd door plastic tassen. Hij drinkt iets uit een blikje. Ik durf niet zo goed naar hem te kijken en bestudeer aandachtig mijn schoenveters. Dan vat ik moed en tast ik in mijn broekzak, pak wat munten en laat die in het bakje aan zijn voeten vallen. De man reageert nauwelijks. We dalen af naar de metro. Opeens horen we een schreeuw. Boven aan de trap staat de man en gebaart proostend met zijn blikje. Op onze gezondheid! Wandelen in coronatijd Fast Forward naar 2021: ik wandel elke dag door het Kenaupark. Niet eens een kabouter-, maar een microbe versie van het Central Park. Ook de 18de-eeuwse statige panden die het park omlijsten lijken niet op de wolkenkrabbers, en toch is wel enige gelijkenis. De oude bomen, de grasvelden, hier en daar een paar honden, groepjes jongeren die zich op het gras neervlijen en de strategisch geplaatste zitbanken. Al snel krijg ik in de gaten dat de banken vaste bewoners hebben. Een jongen met koptelefoon wiegt van voor naar achter. Hij negeert alles en iedereen om zich heen en praat tegen een onzichtbare kameraad. Zijn glimlach draagt mij huiswaarts Op een ander bankje zit een man van middelbare leeftijd geheel in het zwart gekleed, soms een dun sigaartje tussen de vingers geklemd. Ik zie hem regelmatig ’s ochtends op de fiets arriveren en aan het einde van de middag op dezelfde fiets herwaarts keren. Hij begroet onze hond uiterst vriendelijk. Ik fantaseer een heel verhaal om hem heen. Is het iemand die de schijn ophoudt dat hij elke dag naar het werk gaat? Ik probeer een praatje aan te knopen maar krijg geen respons. Ik loop door maar onze hond snapt het wel. Zij duwt haar neus tegen zijn broek en wacht op een aaitje. Zijn lach breekt door waardoor een gebrokkeld gebit zichtbaar wordt. Eindelijk iets of iemand die hem een reactie kan ontlokken. Zijn glimlach draagt mij huiswaarts. Deze column is eerder verschenen op Haerlems Bodem

  • Madeliefmomentjes strooien

    'Voor wie het niet meer verwacht, om de hoek wacht soms geluk' zingt Blöf in hun kneiterhit alles is liefde. In Haarlem mag je dat heel erg letterlijk opvatten. Ik sloeg afgelopen zaterdag de hoek om in de Zijlstraat en botste op een circa 8-jarig meisje met een klein boeketje in haar handjes. Ik hoefde niet te raden wat er gebeurd was, Nancy, de eigenaresse van Madeliefste in de Hoofmanstraat, had het meisje het klein boeketje cadeau gegeven. “Ach,” zei Nancy vertederd, “ze keek zo verlangend naar de mooie kleurtjes.” Buurtfenomeen Nancy is een buurtfenomeen, ze maakt met iedere klant een praatje of gebbetje, en haar lach schatert door het pandje. Zo vertelde Nancy dat zij naar de afscheidsmusical van groep 8 gaat van haar buurjongetje omdat zijn ouders niet aanwezig kunnen zijn. Iemand met een groot hart dus. Nancy weet wat er speelt en wie bloemen komt ophalen voor ziekte en narigheid. Die krijgt dan wat extra aandacht en misschien wel een extra bloem. “Gewoon een beetje naar elkaar omzien,” zegt ze dan. Madeliefmomentjes Ik noem ze Madeliefmomentjes, momentjes waarbij je iets kleins doet, maar die door de ander als heel waardevol wordt ervaren. Gewoon omdat je er even bent voor een ander. En als je om je heen kijkt, dan zie je volop madeliefmomentjes. Bijvoorbeeld bij de loempiakraam op de zaterdagse Botermarkt. Op de toonbank staan een collectebus. “Mijn fooien zijn voor KIKA kinderkankerfonds” heeft de loempiabakker erbij geschreven. Ik vind dat inspirerend, mensen die belangeloos een gebaar naar anderen maken. Weg met mijn labbekak-houding Ooit las ik in een interview dat Mart Smeets regelmatig een zak krentenbollen koopt voor de verkoper van de daklozenkrant voor de HEMA in de Kruisstraat. Wat hij kan, kan ik ook. Vroeger kocht ik regelmatig de daklozenkrant, maar sinds ik alles met plastic betaal, komt dat er niet meer van. En elke keer als de dakloze dame in de hal van de supermarkt vriendelijk goedemorgen zegt, doe ik net alsof ik verdiept ben in mijn telefoon. Weg met mijn labbekakke-houding, ik schaf vanaf nu weer regelmatig een daklozenkrant aan. Madeliefmomentjes strooien, ik kan het ook. Deze column is eerder verschenen op Haerlems Bodem

  • Haarlemmer schrijft imponerend boek

    In dezelfde week dat de spanning tussen Rusland en Oekraïne nog verder oploopt, sprak ik met David Meijer over die ándere oorlog, de oorlog in voormalig Nederlands-Indië rond 1941. David schreef De Zusters van Tarakan, een boek over de belevenissen van zijn oma in de oorlog, maar eigenlijk is het vooral een verhaal over hoe gewone mensen vermalen worden tussen oorlogvoerende grootmachten. David (39 jaar) verhuisde in 2017 samen met zijn vrouw Lotte naar de Transvaalbuurt in Haarlem, waar hun twee kindjes geboren werden. Deze gezellige woonwijk met zijn rechte en overzichtelijke straten, waar weinig groen te vinden is, kan geen groter contrast vormen dan met de omgeving waar zijn verhaal zich afspeelt: de jungle van Borneo. En dan vooral op een klein eiland voor de kust van Borneo: het olie-eiland Tarakan. Dwars door het oerwoud Het boek begint als Nederland nog heer en meester is in Nederlandse Indië. Het toenmalige gezag weet dat het eilandje Tarakan van groot strategisch belang is, omdat 700 pompen dagelijks olie omhoog pompen. Men gaat ervan uit dat bij de verwachte Japanse inval dit eiland een van de eerste doelwitten zal zijn. Op 24 december 1941, als Nederland heeft net de oorlog heeft verklaard aan Japan, geeft Mila Herman, de oma van David, gehoor aan de oproep van de Nederlandse overheid. Uit vaderlandsliefde en plichtsgetrouw, en misschien ook wat avontuurlijk ingesteld, meldt ze zich als Rode Kruishelpster tweede klasse. Samen met 20 andere Nederlandse vrouwen neemt Mila plaats in het vliegtuig vanaf Bandoeng met bestemming onbekend. Hun reisdoel was geheim, zowel voor de reizigers als voor de achterblijvende familie, uit angst dat deze informatie de vijand zou bereiken. Via een tocht langs 2 kleinere vliegvelden steeds dieper in het oerwoud van Borneo komen ze op na een vliegreis van ruim 10 uur aan op het eiland Tarakan. Mila en de andere zusters gaan aan de slag als rode kruishelpster, oftewel verpleegster. Overleven tijdens Japanse bezetting De nachtmerrie werd waarheid, het eiland werd al snel na de Japanse inval veroverd door het Japanse leger. Mila en haar collega-zusters hebben hun handen vol aan het verzorgen van de oorlogsgewonden van zowel Nederlandse als de Japanse kant. Ondertussen is ze ver van huis en familie en moet ze zich als jong meisje staande houden tussen de militaire overheersers. Mila wordt met haar collega-helpsters al tijdens het verplegen van de gewonden gevangengezet in het hospitaal waar ze werken. Harde jaren vol ontberingen volgden, waarbij ze zelfs in de administratie als overleden werd aangemerkt en ongelukkigerwijze werd dat bericht ook overgebracht aan haar familie. Gelukkig bleek ze na de overgave van Japan in 1945 nog in leven te zijn. Tijdens de Indonesische onafhankelijksoorlog (1945 – 1949) ontmoette ze haar echtgenoot en uiteindelijk kwamen ze naar Nederland. In Den Haag bouwden ze opnieuw een bestaan op, en zoals dat ging in de naoorlogse jaren, deden ze alsof het leven gewoon doorging. 9 jaar gewerkt aan het boek Hun kleinzoon David is meer dan 9 jaar bezig geweest met zijn boek. Het is een verhaal wat enerzijds uniek is, want het is het levensverhaal van zijn grootmoeder en tegelijkertijd is het een universeel verhaal over mensen die geplet worden door strijdende grootmachten. Wat dit boek bijzonder maakt is niet alleen dat elk detail gebaseerd is op feiten en historisch onderzoek, maar dat het ook prettig leest door de soepele schrijfstijl van David. Ik vraag hem dan ook: ‘Heb je een eigenlijk een schrijfopleiding gevolgd?’ David schudt ontkennend zijn hoofd: ‘Ik heb dit verhaal 3 keer helemaal herschreven. Vanuit verschillende perspectieven op basis van historisch onderzoek (David studeerde geschiedenis), met enorme Excelsheets vol feiten onder handbereik. Ik ben samen met mijn oom ter plekke geweest en we hebben dezelfde route gevolgd als oma en de andere zusters. De reis voerde langs Tarakan, waar veel gebouwen uit die tijd nog intact bleken. We zijn vooral getroffen door de hartelijke ontvangst en hulp door de Indonesiërs, terwijl wij als Hollanders daar toch de koloniale overheersers waren. Alle indrukken hebben geleid tot dit boek, waarbij ik over de schouder van mijn oma kijk en het verhaal voor mijn ogen laat ontrollen.’ Kende je je oma goed? ‘Ik ben geboren in Nederland maar al snel verhuisd naar Frankrijk en later naar Singapore. Mijn ouders waren expats, in de zomer kwamen wij twee weken lang naar oma en opa in Den Haag. Ze lieten wel eens wat stukjes van hun verhaal vallen, maar als kind kon ik de puzzelstukjes niet aan elkaar leggen. Als kleinkind ken je je grootouders als liefhebbende oma en opa, maar dat ze een heel verhaal met zich meetorsen, daar heb je als kind geen idee van. Het mooie is dat ik tijdens het onderzoek ook stuitte op een meneer uit Overveen die als jonge tiener mijn oma heeft meegemaakt in het Jappenkamp, een van de puzzelstukjes uit het verhaal van oma. Samen met de andere puzzelstukjes zoals de doos documenten die we vonden op zolder, onze rondreis in Borneo en het archiefonderzoek. Het zijn allemaal bouwstenen geweest voor dit boek. Alle details over het boek van David lees je hier Foto: Rob Ouwerkerk Dit interview stond eerder in een iets andere vorm op Haerlems Bodem

bottom of page