top of page

Zoekresultaten

73 items gevonden voor ""

  • Lipstick achter een mondkapje

    Zoals mensen kunnen voelen dat de lente in de lucht hangt, als de bomen uitbotten, zo ervaar ik deze tijd. Licht gloort aan de horizon, maar nog niet voluit juichen. Nog steeds een mondkapje op, maar alvast lipstick op de lippen. Straks deinen de lichtjes weer zoetjes, op het trottoir zijn alleen nog de restanten van de tape te ontwaren, waar tot voor kort mensen geduldig wachten voor de winkeldeur. Niet langer klinkt het kerkklokgelui als waarschuwing om zich naar huis te spoeden. Het godshuis dat enkele weken nog werd verketterd door coronafundi’s opent straks weer haar troostende deuren voor iedereen die bezinning zoekt. Het leven is nauweljks maakbaar Wat neem ik mee na deze periode? Een gedeukt gemoed en wankelmoedige houding tussen hoop en vrees. In de week dat het land verdeeld werd tussen cruciaal en misbaar, weet ik dat ik een niet-cruciale stukjes-tikker ben. Als deze crisis iets duidelijk heeft gemaakt, is de overtuiging dat het leven nauwelijks maakbaar is. Albert Camus, de schrijver van een roman De Pest over een stadje in Noord-Afrika waar de ziekte slachtoffer na slachtoffer maakt, zei het al: het leven is een hospice, geen hospitaal. Het verlies van de argeloosheid De vloer na de coronadrempel is straks bezaaid met gefnuikte verwachtingen en in de garderobe hangt het verlies van argeloosheid naast de verloren onschuld. Weg is de onbevangenheid waarmee je de ander tegemoet treedt. De macabere dans om buiten de zone van de ander te blijven, de schouder zonder klopje, de omhelzing zonder hals. Dat nemen we mee uit de coronatijd. Net zoals de duizenden werklozen en de zzp-ers die nu al op de rand van de afgrond balanceren. Het failliet van de consumptiemaatschappij waarbij landgenoten een reis boeken naar België omdat je dan niet in quarantaine moet, op de dag voor de lockdown in de rij gaat staan bij de Rituals of de feestende supporters van FC Cambuur. Als deze corona wel iets duidelijk maakt, is dat menselijk gedrag onveranderlijk is. Ik verheug me erop dat er straks weer meer mogelijk is, ontmoetingen, theaters, winkels, feesten en partijen. Maar de angst sluipt langs de straten en glipt onder de gesloten deuren naar binnen. Die angst, die hou ik nog wel even bij me. Noot: deze column schreef ik ter gelegenheid van de ontdekking van het vaccin tegen corona in de winter van 2020.

  • De brug zonder naam

    Ik hou ervan als naam en functie de perfecte combi vormen, ook bij de Haarlemse bruggen. De Houtbrug overspant het water tussen de Grote Houtstraat en het Houtplein. De Jan Gijzenbrug bevindt zich tussen beide Jan Gijzenkades. Heerlijk! Dat er bruggen bestaan die bijvoorbeeld Manegebrug heten, terwijl er geen knol te bekennen valt, of de Kousebandbrug in een verder textielloze wijk, vind ik irritant. Ambivalent bruggenbordjesbeleid Toen ik laatst over een naamloze brug liep, was de maat vol en trok ik op onderzoek uit waarom in deze toch meestal tot in de puntjes georganiseerde stad er bruggen zonder naam bestaan. Mijn conclusie: de gemeente voert een ambivalent bruggenbordjesbeleid. Voor de straatnaamborden is een 31-paginatellend document beschikbaar met alle voorschriften en eisen. De Haarlemse bruggen daarentegen moeten het stellen met de metalen naambordjes die er sinds mensenheugenis hangen, als ze al niet door werkzaamheden of een onverlaat zijn verdwenen. De Raambrug bij de schouwburg gaat bijvoorbeeld al jaren bordjesloos door het leven. Weten alleen ingewijden Nieuwere bruggen hoeven sowieso niet snel te rekenen op zo’n kek naambordje. Dat het fiets-/wandelbruggetje over de Kinderhuisvest de Katoenbrug heet, weten alleen ingewijden, want hoewel de naam al in 2010 is bedacht, hangt er niets aan de reling. Dat geldt ook voor de brug over de Kloppersingel. Die heet de Rozenhagenbrug en ik weet dat omdat ik dat in de archieven van de gemeente heb ontdekt. Graag ook een informatiebordje Een brug zonder naambordje, is dat erg? Ja! Een naamloze brug wordt niet genoemd in de toeristengidsjes en niet op Google Maps. En iedereen weet: als je op Google niet gevonden wordt, besta je eigenlijk niet. Dus gemeente Haarlem: verwen alle Haarlemse bruggen met stijlvolle naambordjes. En als je dan toch bezig bent: hang er gelijk een informatiebordje bij. In de archieven heb ik gevonden dat de Manegebrug is vernoemd naar de militaire paardenhouderij uit 1873 aan de Nieuwe Gracht. En de Kousebandbrug herinnert aan het puissant rijke familiebezit van de familie Kouseband nabij de Brouwersvaart. Opgelost! Dan kan ik voortaan rustig mijn wandeling langs en over het water vervolgen. Deze column is eerder gepubliceerd op Haarlems Bodem

  • Het leven is een harmonica

    In onze logeerkamer staat sinds kort een geel plastic kratje, tot de rand gevuld met papieren en rommeltjes. Ik woel er doorheen en haal lukraak iets naar boven, een heel leven glijdt daarbij door mijn vingers. Geboortekaartjes, ansichtkaarten van lang vervlogen vakanties, foto’s die met werk of hobby te maken hebben, liedteksten van een 25-jarig huwelijksjubileum, een condoleancekaart en verjaardagskaarten van tien of twintig jaar geleden. De soepele tred werd een schuifelpas Onderin ligt de brochure van de makelaar die ooit dit huis aan hem verkocht. Dezelfde makelaar die ook nu een verkoopbrochure klaar heeft liggen en het straks met een druk op de knop op Funda plaatst. Dat huis, zijn thuis, aan de Zomervaart met het uitzicht over het water, het levendige straatbeeld en ideaal gelegen bij de bushalte en de winkels. Vorige week is hij dan toch vertrokken na maanden geduldig wachtend op een geschikte woning. De laatste keer dat wij elkaar spraken, zei hij: “Het leven is een harmonica. Je eerste woning is klein, later krijg je een gezin en ga je groter wonen, en daarna toch weer kleiner” Mijn oom is nog onder ons, daar prijzen we ons gelukkig mee. Maar de soepele tred is veranderd in een schuifelpas, de blik steeds vaker zoekende. De inboedel was in minder dan vier uur overgebracht, de boekenkast is gedecimeerd, het tweepersoonsbed verruild voor een instellingsbed. Een paar bordjes en wat bestek, dat is alles van het keukengerei dat meegaat. Ze zeggen dat het wel zal wennen. Het zal wel wennen Het is een mooie kamer met uitzicht op de sportvelden waar de jonge voetballertjes van de Koninklijke HFC deze woensdagmiddag spelen. Het geluid van hun opgewonden geschreeuw klimt naar boven en dwarrelt de stille kamer in. Ik krijg bij de koffie het laatste koekje dat nog meeverhuisd uit het oude huis. De volgende keer wordt er iets uit het assortiment uit het winkeltje in het verzorgingshuis geserveerd. Dat lijkt in niets op zijn oude supermarkt, daar waar de kassières hem kenden en hij koek en chocolade voor de kinderen en kleinkinderen kocht. Ze zeggen dat het wel zal wennen, dat hij het getroffen heeft met dit appartement. Het najaar is zacht en zonnig begonnen, maar de bomen verliezen al rap hun goudgele bladeren. Laten we deze herfst koesteren, voordat de winter invalt. Deze column is eerder verschenen op Haerlems Bodem

  • We mogen weer!

    Bij de studentenflat aan de Spoorwegstraat zie ik een meisje van circa 17 jaar met paars haar, Schots geruit rokje, een panty met gaten en stevige kistjes aan haar voeten. Haar oogopslag matcht niet met haar kleding. Ze kijkt zoekend om zich heen naar de ingang van de flat want die is verstopt achter een hoge trap. Nog even kijkt ze om en dan bestijgt ze aarzelend de eerste trede. Ik herken het tafereel van eerdere jaren, in deze week zullen tientallen jongens en meisjes met slungelige armen en benen die zich nog geen houding weten te geven, hun intrek nemen in de studentenflat. Geef ze de tijd tot de herfstvakantie en ze zijn onherkenbaar veranderd in zelfbewuste studenten die luidkeels door de stad banjeren, op zoek naar vertier en verkering. Maar nu zijn het nog even kuikentjes die moeders vleugels missen. Het schoolplein herontdekken Een schrift zonder knak in de rug, de lege bladzijde, het gevoel dat alles mogelijk is en de hele wereld zijn adem inhoudt totdat jij weer je rentree maakt. Het is weer tijd voor actie. Nog even en de scholen beginnen weer, het theater komt tot leven en de première van de nieuwe James Bondfilm is nu echt aanstaande. Ik maak een rondje door de stad en voel het verwachtingsvol vibreren. Ik tel drie caravans van buurtbewoners die deze middag zijn teruggekomen van vakantie. De spullen liggen op straat om uitgezocht te worden, het zand van verre oorden er nog aan. De ouders proosten alvast op hun weerzien, terwijl de kinderen het schoolplein gaan herontdekken. ‘Ik zit straks in groep vijf’ schreeuwt een klein blond meisje tegen een iets jonger jongentje. In de Grote Houtstraat loop ik tussen de ouders met kinderen met te korte broeken en te lange haren. Zes lange zomerweken zijn voorbij gevlogen. Niet langer gedraald, er moet kleding, tassen en andere schoolspullen worden aangeschaft. Een nieuw begin Volgende week mag ik ook weer naar kantoor, voor het eerst sinds de corona-uitbraak. Ik vind mezelf terug in kantoorboekhandel Muijs aan de Gedempte Oude Gracht waar ik me verlustig aan de leren laptoptassen. Fijn, een nieuw begin, we mogen weer! nb deze column schreef ik in augustus 2021, toen we dachten dat het normale leven weer terug zou keren. Het zou nog ettelijke maanden duren voordat we van corona verlost waren.

  • De lichtjes van Mulisch

    Schrijven is niets anders dan het gekwetter in je hoofd tot bedaren te brengen en dat lukt mij het best na een ommetje. Op de warmste dag van het jaar mengde ik me tussen de toeristen om naar het beeld van Harry Mulisch te gaan. Harry, of eigenlijk alleen zijn hoofd, staat een beetje verscholen aan de zijkant van de Grote Markt, ter hoogte van de Hoofdwacht. Het beeld toont Harry als een jonge god met een peinzende mond en een herkenbare neus. Ik had eerder gehoord dat er lampjes in het beeld zijn verwerkt, zodat als het donker is toch de geest van Mulisch bleef stralen. Dat leek me een treffende omschrijving van ‘s mans ego, want de succesauteur van De aanslag en De ontdekking van de hemel stond niet bekend om zijn bescheidenheid. Ik posteerde me achter het kunstwerk, tevergeefs turend in het lege achterhoofd. Toen ik met mijn hand boven op de sokkel rondtastte naar de aansluiting van een elektriciteitskabel, onderwijl de geamuseerde blikken van de terrasbezoekers van Brinkman negerend, werd ik aangesproken door een oudere dame vergezeld van een iets jongere dame, type Heemsteedse chic. Moeder en dochter, samen een dagje uit in Haarlem. “Ja, dat is Harry ten voeten uit,” zei de oudste. “Kende u Mulisch?” vraagt ze aan mij. “Tot mijn spijt niet,” antwoordde ik en hield mijn mond want ik voelde dat er een verhaal aan zat te komen. “Ik wel,” antwoordde ze, “ik zie hem nog zo voor me, een statige man in een camel coat op het terras van Americain. Hij was zeer prominent aanwezig, praatjes voor tien, om het zo maar eens uit te drukken.” Even gleed er een lachje over haar gezicht. “Je was bang dat hij avances maakte,” spoorde de dochter aan, maar moeder hapte niet. “Ach, dat weet ik zo niet meer.” Het gesprek doofde snel uit. “Weet u of er lichtjes in het beeld verwerkt zijn?” vroeg ik nog, maar beide dames moesten het antwoord schuldig blijven. Eenmaal thuis zoek ik het op internet op en warempel, beeldhouwer Jikke van Loon had in 2013 wel degelijk verlichting aan het hoofd van Harry toegevoegd en tegelijkertijd geregeld dat het beeld onder een boom geplaatst werd zodat het ’s avonds in het donker de lampjes nog beter zouden opvallen. www.jikkevanloon.com. Dat Harry nu permanent in de schaduw staat omdat de verlichting kaduuk is, moet een merkwaardige speling van het lot zijn. Deze column is eerder gepubliceerd op Haerlems Bodem

  • Geef elkaar de ruimte

    Weet u nog aan het begin van de coronacrisis, hoe hartverwarmend we waren? Menig stadsgenoot tekende een hart op het raam, applaudisseerde voor de zorg en als je elkaar te dicht naderde, schonken we de ander een warme glimlach. We zouden dat virus weleens gaan beaten, meldde de opgewekte redactie van Haerlems Bodem. Ordentelijk gedrag afdwingen Ergens onderweg zijn we het optimisme verloren en nam zijn zusje wellevendheid mee in zijn kielzog. Gisteren zag ik op de stoep in de Zijlstraat een van gemeentewege geplaatste stoeptekening om aan te geven dat er voldoende ruimte moest vrij blijven tussen de uitstalling van de winkeliers en de geparkeerde fietsen. Het ging om een tekening van een rolstoel en een kinderwagen. Het is het zoveelste poging om ordentelijk gedag af te dwingen, na de gele hartjes op de fietspaden, de verkeersborden in drukke winkelstraten om fietsers te manen af te stappen en de slordig aangebrachte lijnen op de Grote Markt. Tot nu toe zonder veel resultaat. Dromen over een vaccin Voor wie zich afvraagt waarom, heb ik maar een antwoord: druk. Eigenlijk twee woorden: te druk. We kunnen nergens anders heen, we zijn gedoemd om rondjes te lopen in een perpetuum mobile van winkelen en etalages kijken. De Toneelschuur is dicht, de datum van een geboekte voorstelling in Patronaat is al twee keer verschoven, verjaardagen vieren we tegenwoordig niet of alleen digitaal. Er zit niet anders op dan verbeten het pad te volgen van andere voetgangers. Schuifelend langs etalages, zich vergapend aan het geschitter en glim van de feestdagen, onderwijl dromend van januari 2021 als het vaccin er eindelijk zal zijn. In het nieuwe jaar, die stralende lichtkrans aan de horizon, dan wordt het vaccin succesvol geïntroduceerd zodat we weer het normale leven kunnen hervatten. Elke dag een stap dichter bij het vaccin Helaas, een utopie volgens deskundigen. Als er al een vaccin is, zijn we er nog lang niet. Volgend jaar schijnen we de test-samenleving te houden en staan we waarschijnlijk nog steeds wantrouwend om elkaar heen te draaien. Is het dan alleen maar kommer en kwel? Nee. We gaan elke dag vooruit, elke dag is een stap dichter bij het vaccin. Maar hou je blik niet alleen op de horizon, kijk ook eens om je heen en geef de ander de ruimte. Al was het alleen maar om te voorkomen dat de gemeente nog meer stoepen en straten hoeft te beschilderen.

  • Dampende koeienlijven

    Ik had zin om Haarlem te zien in het vroege ochtendlicht, en werd daarin niet teleurgesteld. Het Spaarne deinde, de kade glom, de bootjes lagen er tevreden bij, had ik een tekenpen en talent, ik zou nooit meer huiswaarts keren. Ik was op weg naar de Houtmarkt, om met eigen ogen te kijken naar het ‘het Scheepje’; een monumentaal pand dat te koop staat. De gemeente schudt haar portefeuille vastgoed uit en deze past er kennelijk niet meer in. In het makelaarstaaltje roemt de verkoper het schitterende uitzicht over het Spaarne. Dan moet je wel uit het raam op eerste verdieping kijken, constateerde ik, want op de begane grond kijk je naar geparkeerde auto’s en een wat morsige woonboot. Ik probeerde me voor te stellen hoe het hier volgend jaar uitziet. Opgepoetst, besloot ik. Opgepoetst en ontdaan van eeuwen werkmanszweet. Ik loop verder naar de Spaarnwouderstraat om een van mijn favoriete beelden te bezoeken. Op de hoek met de Burgwal staat een kunstwerk ter grootte van een flinke stoeptegel op een stenen sokkel, ter herinnering aan de laatste stadsboerderij in deze buurt. Nog maar 35 jaar geleden drongen ‘s winters de koeienlijven vanuit de Waarderpolder door de Amsterdamse Poort naar de stal aan de Leliestraat. De kunstenaar heeft het boerenleven in brons gevangen met wat geiten, een koe, een hooiberg en iets wat op het eerste gezicht lijkt op twee parende schildpadden, maar wat bomen vol in het blad blijken te zijn. Ik kan me niet bedwingen en aai het bronzen katje van nog geen drie centimeter hoog. Arie Teeuwisse, de beeldhouwer, bracht de oorlogsjaren als onderduiker door in Artis, boven het berenverblijf. Zijn ervaringen verwerkte hij in tientallen dierenkunstwerken, waaronder dit eerbetoon aan het boerenleven. Hoewel ik hier vaker ben geweest, bezocht ik nooit de restanten van de stadsboerderij uit vrees dat de vernieuwing de historie de nek heeft omgedraaid. Genoeg gedraald! Mijn voetstappen echoën door de smalle Leliestraat tot ik op een rechthoekig pleintje stuit. Aan de rechterkant de boerenwoning, die gelukkig nog intact is. Voor mij de voormalige stal, nu een kinderspeelplaats met wat speeltuig en het onvermijdelijke kunstgras eronder. Niet groter dan een kwart voetbalveld, schat ik. Hier stonden de koeien zij aan zij. Ik ga op het gras staan, sluit mijn ogen en voel de warmte van de dampende koeienlijven. De stilte is oorverdovend. Wat fijn dat de projectontwikkelaar de Leliestraat overgeslagen heeft.

  • Waarom ik geen vlees meer eet

    Ik ben plotskaps gestopt met vlees eten. Op vakantie ergens in Nederland – ja duh – wegens corona – kwamen wij op een hete zomerdag langs een boerderij met een modderpoel waar de varkenssnuitjes boven het water zichtbaar waren. Even verderop lagen de beesten languit in het gras of woelden ze de grond om. Ik bestudeerde ze langdurig terwijl ze rond scharrelden en zag hoe zich verbazingwekkend soepel ze zich bewegen. Mij keurden ze geen blik waardig. Ik vroeg me af: waar zie je eigenlijk nog levende varkens? Op de kinderboerderij. Ja, daar nog wel, maar gewoon ergens onderweg? Het Nederlandse landschap staat vol met non-descripte stallen. Een bord met de titel van het bedrijf - vaak met vrolijke varkens erop bevestigd dat hier een varkenshouderij is gevestigd, als ware het een vakantieoord in plaats van een bedrijf voor aanstaande speklapjes. Gemeen oranje lapjes Het is1972 en stap ik met een boodschappenbriefje over de drempel van Keurslager Van der Geest in de Jan Luykenstraat in Haarlem Noord. Een vierkante wit betegelde winkel met een toonbank over de volle breedte van de zaak. In de vitrine liggen gemeen oranje lapjes die zigeunerschnitzel worden genoemd, schouderkarbonades en vierkante schalen met half-om-halfgehakt. Tussen de schalen staan witte plastic balkjes waar plastic lentegroene slablaadjes zijn gestoken, die de koopwaren een fris en gezond cachet moeten geven. Jan, de slager, staat achter in de zaak en heft zijn hamer om met fikse deunen de biefstuk malser en dunner te maken. Zijn eveneens forse vrouw bestiert de winkel, geholpen door een winkelmeisje van amper 16 jaar. Olijk grijnzend varkentje Het is druk en ik moet even wachten tot ik aan de beurt ben. Mijn blik valt op het reclamebord met daarop een olijk grijnzend varkentje, met een wit slagersjasje en bijpassend petje op zijn kopje. Het diertje staat op zijn achterpootjes, in zijn voorhoefjes houdt hij een bord vast met daarop in witte krijtletters de aanbieding van de week: 4 slavinken halen, 3 betalen. En dan besef ik voor het eerst dat alle uitgestalde koopwaar ooit levende dieren waren. Jaren later pak ik alsnog mijn jongere ik bij de hand, draai me om en verlaat de winkel onverrichterzake.

  • Tinder for doggies

    Een voordeel van thuiswerken is dat je ongestoord werkvermijdend gedrag kunt tentoonspreiden. Zo heb ik alle challenges op Facebook geaccepteerd, check ik drie maal per uur Twitter en Insta en volg ik de roddels op de voet. Dat genoegen wordt alleen maar overtroffen door mijn nieuwste hobby, checken of er nog nieuwe potentiële huisgenoten worden aangeboden in het asiel. Aangezien er vanwege de coronacrisis live bezoek niet meer mogelijk is, moet ik me tevreden stellen met de website van de Dierenbescherming voor het aanbod aan dieren die wachten op een nieuw baasje. Aan de aanschaf van een hond staan nog wat bezwaren en hobbels in de weg, maar niets weerhoudt me om me ondertussen te verlustigen aan de foto’s van de hondjes. Alleen nog grote en imponerende honden Tenminste, dat is het streven van het dagelijkse kettingklikrondje. Ik ben allang niet meer de enige die overweegt om een hond uit het asiel op te halen, want de laatste tijd zijn alle lieve pluizebollen, robbedoezen en gezelligerds opgehaald. Wat er nu nog in asiel zit zijn de imponerend grote en stevige honden, waaraan je streng leiding moet geven. Lees maar even mee: Bij de foto van een vervaarlijk uitziende American Bully: "Toen ik in het asiel kwam had ik heel weinig vertrouwen in mensen. …. Mocht je op zoek zijn naar een hond met een klein rugzakje ... …." Of deze: "Ik ben Tara, een Stafford dame van 2 jaar. Buiten negeer ik andere honden als ze op afstand blijven. Ik kom liever niet met ze in contact. Het is dan ook van belang dat mijn baas het niet erg vindt om mij altijd aan de riem te houden." Ik hou het nog even bij kijken En wat je van: "Timmie is een herderachtige kruising, Wij willen zijn defensieve gedrag/houding ombuigen door hem positieve associaties mee te geven bij het zien van vreemde mensen, maar er is nog een hoop werk te doen om dit gedrag te reduceren. Het is dus belangrijk dat de nieuwe eigenaar een gezonde dosis verstand van hondengedrag bezit om hieraan verder te werken." Niets mis met eerlijkheid, maar niemand zit er op te wachten om een probleemgeval in huis te halen. Dus ik hou het nog maar bij kijken, in afwachting van betere tijden na corona. Ook beter voor mijn zelfdiscipline bij het thuiswerken.

  • De stem van Carmiggelt

    Het is al even geleden dat Godfried Bomans en Simon Carmiggelt strijd voerden wie de beste columnist was. Aanvankelijk had Bomans de beste papieren als katholiek met een trouwe achterban en schrijver van bestsellers als Pieter Bas en Erik of het klein Insectenboek, maar hij moest het alras afleggen tegen Simon Carmiggelt, die als Amsterdamse stadswandelaar en observator superieur was aan de ietwat stijve Haarlemse bellettrist. Bomans schreef in 1963 aan Carmiggelt ‘dat zijn boekje meer waard was dan 99% van de romans die er de laatste tien jaar zijn verschenen’. Ondanks hun wedijver werden het goede collega’s. Meeslepend verhaal Ik voelde mij bijna 60 jaar later lichtelijk verwant aan Bomans bij de ontmoeting met Frans van Deijl, stadschroniqueur van Haarlem. Onze kennismaking was hoogst prozaïsch in de regen in een niet zo opvallend wijkje in Haarlem, maar het was leerzaam en vermakelijk hoe Frans van een tamelijk onbeduidend gegeven een meeslepend verhaal kan maken. Het deed me denken aan de anekdote over Bomans die een van de geliefde kroegen van Carmiggelt bezoekt en er enkel sneue types aan de bar treft. Na een aantal drankjes wil Bomans de zaak gedesillusioneerd verlaten, en bij de deur klinkt een stem vanaf de barkruk: ‘maar wacht toch, straks komt meneer Carmiggelt en hij weet ons de goede woorden te geven’. Kortere onderdanen Nou ja, zo voelde ik me dus toen ik samen met Frans door het Scheepmakerskwartier liep. Hij loopt met ferme pas voorop waardoor ik met mijn aanzienlijk kortere onderdanen moeite moet doen om hem bij te houden. Tijdens het wandelen en praten valt hij plotsklaps stil om me op een detail te wijzen, met als hoogtepunt een oprechte siddering van schrik als een van de bouwvakkers op de Haarlemse koepel eventjes dreigt uit te glijden. Het is een incidentje van niks, maar Frans weet dat te boetseren tot een column over wolkenpartijen, de Koepel en het eeuwig kabbelende Spaarne. Het mooiste woord van de dag Aan het einde van onze tour haal ik een boek met columns van Frans tevoorschijn en met enige gêne vraag ik of hij het wil signeren. Hij kijkt geamuseerd, schrijft iets en bezweert me pas thuis te kijken. Eenmaal thuisgekomen open ik enigszins bevreesd de kaft – misschien staat er iets scabreus wat ik niet aan derden durf te laten lezen. Mijn angst is ongegrond en ik lees het mooiste woord van de dag. In de verte echoot het sonore stemgeluid van Carmiggelt: collega!

  • Alleen tussen de rogge

    Deze dagen moet ik vaak aan mijn vader denken, die afgelopen donderdag 100 jaar geleden werd geboren in Rotterdam. Wim Elisa Overbeeke groeide op in een drukke volksbuurt vlak bij de Rotterdamse haven en overleed in 2008 in Haarlem. Tussen zijn geliefde eerste en laatste woonplaats zit een periode van 88 jaar waarin hij vaak verhuisde. Dat zit zo. In mei 1940 werd Rotterdam door de Duitsers gebombardeerd. Zijn huis bleef onbeschadigd maar met een angstig hart schuimde hij twee dagen de straten af op zoek naar zijn geliefde Bep. Bep en Wim hervonden elkaar en trouwden in 1944. Eenmaal getrouwd dreef de honger en de angst om als dwangarbeider naar Duitsland gestuurd te worden mijn ouders naar het gehucht Daarle in Overijssel, een tocht die vanaf Rotterdam die per fiets in de winterkou werd afgelegd. In Daarle was er net een razzia geweest waarbij alle onderduikers waren weggevoerd, maar de dominee wist nog wel een boerenechtpaar waar ze terecht konden. Mijn moeder moest op de boerderij een bijzondere verschijning zijn geweest. Een knappe Rotterdamse met een stads accent, misschien een beetje wuft en extravert. Mijn vader was rustiger en werd direct aan het werk gezet om de rogge binnen te halen. Een gezonde kerel van 24 jaar, in de bloei van zijn leven, die noodgedwongen transformeerde in een eenzame boerenknecht. Tot het einde van de oorlog waren ze ondergedoken bij het boerenechtpaar, zonder te weten of hun vrienden en familie nog in leven waren. Als kind had ik geen benul wat het betekent als het normale leven volledig tot stilstand komt. Pas nu ik ouder ben, kan ik me er iets bij voorstellen. Wat de onrust met je doet, het verlangen naar familie, stadsgewoel en sociale contacten. De coronacrisis is klein ongemak in vergelijking met wat mijn ouders meemaakten. Maar tegelijk wordt weer duidelijk wat echt belangrijk is: familie, liefde en sociale contacten. Jammer dat ik dat inzicht niet meer kan delen met mijn vader op de dag dat hij 100 zou worden. Aanvulling: Deze column schreef ik tijdens de eerste lockdown vanwege corona. Nog steeds kan ik boos worden over politieke partijen, wappies en dansleraren die een ongepaste vergelijking maakten over onderduiken in de oorlog en thuisblijven om verspreiding van een virus te voorkomen. Eerder verschenen op Haerlems Bodem

  • Wandelen met Queeny

    Vooraf had ik me er enorm op verheugd, op wandelen met de hond. Lange zwerftochten zouden we maken, door bos en langs de velden met de hond aan mijn zijde, opgewekt huppelend voor me uit, af en toe met een blik naar me omkijkend. Samen zouden we genieten van al het moois dat de omgeving van Haarlem ons te bieden heeft. Op een zachte wenk zou Queeny zich weer bij ons voegen en probleemloos de weg naar huis inslaan. Jungle van luchtjes Het is dan ook een ontnuchterende ervaring dat het aspect naar huis lopen tot nu toe het enige is dat probleemloos verloopt. Voor haar is onze woonwijk en het Kenaupark een jungle van luchtjes die allemaal verkend moeten worden. Je kan merken dat ze niet gewend is om mee te lopen. Op Aruba struinde ze kennelijk kriskras over straat, de roedel volgend op weg naar eten en een slaapplek. Een wandeling door het park Zo komt het dat mijn jaszakken inmiddels uitpuilen van snoepjes en de mondkapjes die ik in dezelfde jaszak bewaar naar muffe hondenbrokken ruiken. Ik leer elke steen en elke stoep in het Garenkokerskwartier indringend kennen. Een wandeling door het park is een tocht van minstens een uur omdat elk bloemetje besnuffeld moet worden en mevrouw helemaal loco wordt als we een andere hond tegenkomen. Tijd voor de volgende stap: een cursus bij de hondenschool. Samen gaan we dit avontuur aan!

bottom of page