top of page

De stem van Carmiggelt

Het is al even geleden dat Godfried Bomans en Simon Carmiggelt strijd voerden wie de beste columnist was. Aanvankelijk had Bomans de beste papieren als katholiek met een trouwe achterban en schrijver van bestsellers als Pieter Bas en Erik of het klein Insectenboek, maar hij moest het alras afleggen tegen Simon Carmiggelt, die als Amsterdamse stadswandelaar en observator superieur was aan de ietwat stijve Haarlemse bellettrist.


Bomans schreef in 1963 aan Carmiggelt ‘dat zijn boekje meer waard was dan 99% van de romans die er de laatste tien jaar zijn verschenen’. Ondanks hun wedijver werden het goede collega’s.


Meeslepend verhaal Ik voelde mij bijna 60 jaar later lichtelijk verwant aan Bomans bij de ontmoeting met Frans van Deijl, stadschroniqueur van Haarlem.

Onze kennismaking was hoogst prozaïsch in de regen in een niet zo opvallend wijkje in Haarlem, maar het was leerzaam en vermakelijk hoe Frans van een tamelijk onbeduidend gegeven een meeslepend verhaal kan maken. Het deed me denken aan de anekdote over Bomans die een van de geliefde kroegen van Carmiggelt bezoekt en er enkel sneue types aan de bar treft. Na een aantal drankjes wil Bomans de zaak gedesillusioneerd verlaten, en bij de deur klinkt een stem vanaf de barkruk: ‘maar wacht toch, straks komt meneer Carmiggelt en hij weet ons de goede woorden te geven’.


Kortere onderdanen Nou ja, zo voelde ik me dus toen ik samen met Frans door het Scheepmakerskwartier liep. Hij loopt met ferme pas voorop waardoor ik met mijn aanzienlijk kortere onderdanen moeite moet doen om hem bij te houden. Tijdens het wandelen en praten valt hij plotsklaps stil om me op een detail te wijzen, met als hoogtepunt een oprechte siddering van schrik als een van de bouwvakkers op de Haarlemse koepel eventjes dreigt uit te glijden. Het is een incidentje van niks, maar Frans weet dat te boetseren tot een column over wolkenpartijen, de Koepel en het eeuwig kabbelende Spaarne.


Het mooiste woord van de dag Aan het einde van onze tour haal ik een boek met columns van Frans tevoorschijn en met enige gêne vraag ik of hij het wil signeren. Hij kijkt geamuseerd, schrijft iets en bezweert me pas thuis te kijken. Eenmaal thuisgekomen open ik enigszins bevreesd de kaft – misschien staat er iets scabreus wat ik niet aan derden durf te laten lezen. Mijn angst is ongegrond en ik lees het mooiste woord van de dag. In de verte echoot het sonore stemgeluid van Carmiggelt: collega!

bottom of page