Op deze foto zit ik op mijn knietjes voor een tafeltje, tongetje uit de mond en druk aan het ‘schrijven’. Wat je niet op de foto ziet, is het bureau van pappa Overbeeke, waar mijn tafeltje haaks op staat.
Ik wilde graag net zoals mijn vader praten door een telefoon en ondertussen iets opschrijven. Wat je helemaal niet ziet, is het raam achter het bureau van mijn vader. Het stond aan de einde van een rechthoekige huiskamer met zicht op de tuin. Ik vermoed dat mijn vader vaak gedachteloos zijn ogen door de tuin liet dwalen, terwijl mijn moeder de rozen knipte of het wasgoed ophing. Ik geloof niet dat ik hem ooit met een schoffel of snoeischaar heb gezien.
Streepjes die woorden worden In de lente had ik een eigen tafeltje buiten, waar ik boekjes las. Want naast schrijven was en ben ik een verwoed lezer. Ik ben blij dat ik nooit de verwondering heb verloren. Wat ik ook nooit verloren heb, is het gevoel van opwinding over mijn schrijverij, de magie dat streepjes woorden worden, en dat iemand kan lezen wat jij hebt bedacht. En dan slaat ook de onzekerheid toe. Is het wel goed genoeg, vindt iemand dit leuk? Het is nu zo’n 55 jaar later. Ik ben nooit opgehouden met schrijven. En die onzekerheid? Die heb ik nog steeds. Niet meer zo erg als vroeger. Maar het is er nog wel. Zeker nu over 4 maanden mijn boek over Mons Aurea uitgebracht wordt. Een mengeling van trots en verlegenheid. That’s me!
PS ik schreef eerder dit verhaal over de onderduikperiode van mijn vader link later invoegen
コメント